Deze week het slot van de mini-reeks over lessen der afhankelijkheid.
Neem en weeg mijn staat en stand
in de weegschaal van uw hand.
Maak dat ik in deemoed leer
knecht te zijn, als Gij, o Heer.
Daniel 5: “Dit nu is het schrift, dat daar getekend is: MENE, MENE, TEKEL, UPHARSIN. (…)
Gij zijt in weegschalen gewogen; en gij zijt te licht gevonden. Het is de tekst die koning Belsazar op de muur voor hem ziet staan in de nacht waarin hij zijn laatste adem uitblies. Gewogen, te licht bevonden.
Zouden wij niet sidderen bij de gedachte hieraan? Zouden wij niet proberen het wegen van onze staat te voorkomen? De dichter weet; dit is niet te voorkomen. Ook mijn staat en stand zullen door Hem gewogen worden. De dichter vlucht niet voor het oordeel, nee, het zet hem aan tot het tegen het licht houden van zijn eigen doen en laten. Hij weet dat hij moet leren om een knecht te zijn des Heeren.
En dat in deemoed, een oud Nederlands woord wat betekend: in grote nederigheid. Hij vraagt of hij die grote nederigheid mag leren kennen dus. Wat blijkt hieruit al de afhankelijkheid van de dichter van Hem die aarde en hemel schiep en sinds bewaarde.
Neem en zegen alle vreugd,
al 't geluk dat mij verheugt.
Maak dat ik mij nimmer schaam
mens te wezen in uw naam.
En dat dat laatste vers. Na alle zorgen die de dichter in handen heeft gelegd van zijn Maker, volgt nu een andere tekst. Een andere sfeer.
Hier breekt het hart open van de dichter en de vele zangers die ‘Neem mijn leven’ na hem gezongen hebben. Want alle zorgen... ze zijn in Zijn handen gelegd. Alle ellende en pijn, we hoeven ze niet zelf op te lossen maar hebben het smekend aan zijn voeten neergelegd. Zijn oren hebben onze zangen gehoord, zijn ogen hebben op ons neergezien.
De dichter is in feeststemming. Het hart is verheugde en blijde. Je zou denken: Weg met die afhankelijkheid, wij kunnen het weer alleen! Als dat zo is, dan hebben wij niets geleerd van al die lessen afhankelijkheid. Want door het feestgedruis klinkt nog eenmaal een gebed op:
“Neem Heere, dan ook mijn vreugde, ook die behoort U toe! Zegen mij met een milde zegen van omhoog, geef dat al mijn geluk en voorspoed U mag verhogen. Nee, ik ben het niet waard, het is Uw milde goedheid die mij heeft geleerd afhankelijk te zijn van U. Geef dan ook dat ik een zoutend zout mag zijn hier op aarde, een lichtend licht mag zijn voor wie mij omringen, geef dat ik een stad op een berg mag zijn voor hen die U niet kennen. Dan leef ik hier in volle afhankelijkheid van U, geeft dat ook aan anderen, zo het mogelijk ware, aan ons allen!”
Wat een lessen zijn ons de afgelopen weken aangereikt vanuit een lied wat wij allen kennen. Wat een rijke betekenis gaat er schuil achter dit lied. Maar ik kan deze reeks maar op één manier afsluiten. Ik keer terug naar het begin.
Afhankelijk zijn, wie wil dat graag? Wie staat er niet graag op eigen benen?
En u en ik? Zijn wij afhankelijk van anderen?
Van Hem zijn wij afhankelijk, maar beseffen wij dat wel? Gevoelen wij dat in ons hart?
Johannes R
Reactie plaatsen
Reacties