Bron van Zaligheden (2/3)

Gepubliceerd op 24 juni 2022 om 17:00

Vorige week keken wij naar het eerste vers van Bron van Zaligheden. Deze week is het tweede vers aan de beurt. Wederom duiken wij de tekst in en kijken naar de diepere betekenis van de liederen die wij zingen.

 

Bron van Geesteskrachten,
Leer mij U verwachten,
Wakend, biddend zijn.
Help m’in ’t daaglijks leven
Liefde na te streven,
Waar en rein te zijn;
En mijn leven zó getuige,
Dat de wereld voor U buige.

 

Bron van Geesteskrachten

Vorige week ben ik reeds ingegaan op de betekenis van de opening van het eerste vers. Het tweede vers herhaalt de opening Wel is er een duidelijk verschil. Waar vorige week het gebed werd geopend met ‘Bron van Zaligheden’ wordt nu geopend met ‘Bron van Geesteskrachten’. Een nieuw bijvoegsel wordt toegevoegd aan de ‘naam’ van de Bron. Hieruit blijkt dat de Bron niet 1-zijdig is. Uit de Bron die in de aanhef van de verzen wordt genoemd wordt een tweede eigenschap toegewezen. Waar er in het eerst vers werd gewezen op Zijn zaligheden wordt er nu gewezen op Zijn geesteskrachten.

 

Een andere smaak die voorkomt uit dezelfde Bron. Geesteskrachten; wat zijn dat nu eigenlijk? Gaat het hier over een definitie van de kracht van de gedachte, die bijvoorbeeld in het Boeddhisme alomtegenwoordig is? Nee, het gaat hier over de kracht van de derde persoon in het goddelijk wezen; De Heilige Geest. Herinnert u zich nog het artikel over de sombere pinksterdagen? Daarin herhaalde ik een stukje van de Pinksterpreek: “Ik heb hier een glas water op de preekstoel staan. Als ik dat glas nu uitgiet op de vloer, dan hoor je daar niets van. Als ik het glas over de rand van de preekstoel uitgiet, dan hoor je het water op de vloer kletteren. Stel dat ik nu op het dak van de kerk sta en mijn glas dan leeggiet. Dan komt het al met veel meer kracht op de grond terecht. Wat voor een kracht moet de stromen van zegen uit de Hemel dan wel niet hebben als zij naar de aarde komen?”

 

Leer mij U verwachten

Verwachting; wat is er veel ongegronde verwachting: van een ander, maar ook dat dingen ons zullen gebeuren. Ik verwacht dat… en de ander moet er maar aan voldoen. Zo niet, dan voelen wij ons gekrenkt en zijn wij teleurgesteld.

En je zou toch kunnen verwachten dat ik wat meer betaalt zou krijgen, ik doe zo mijn best altijd. Het is niet meer dan normaal., toch?

Wij verwachten wel, maar is dat terecht? Mogen wij dergelijke verwachting hebben?

 

Van mensen kunnen wij soms hoge verwachtingen hebben, maar hoe zit dat in het geestelijke? Kunnen of mogen wij daarin nog wat te verwachten hebben?

 

Bij het eerste couplet wees ik er al op; de leerling vraagt aan de onderwijzer. Ook in dit couplet klinkt de vraag. “Wilt U mij leren… “ De leerling laat ook hier zien dat hij niet weet hoe hij moet verwachten en vraagt om hulp.

 

Wakend, biddend zijn

De leerling vraagt niet alleen om verwachten, hij vraag ook om wakend en biddend te zijn. Uit deze woorden blijkt dat de leerling die aan het woord is al meer weet van de godzaligheid. Hierin geeft hij aan gehoor te geven aan een opdracht die door de Zoon is gegeven.

 

In gedachten gaan wij even terug naar de hof van Getsemane. Daar vond in de nacht van witte donderdag op goede vrijdag een grote strijd plaats, daar kroop de Heere Jezus over de grond als een worm. Daar klonken de woorden van ‘’t Is Middernacht’ door de hof. In die nacht slapen de discipelen. In Mattheus 26:41 klinkt het dan uit Jezus mond: “Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.”

 

De leerling weet, ook dit kan ik niet in eigen kracht. Ik wil verstandelijk wel waken en bidden, maar mijn vlees zal dit niet doen. Ik zal, ondanks mijn wil, toegeven aan de zwakte ervan. Dat kan ik alleen voorkomen door Zijn kracht af te smeken.

 

Hoe vaak geven u en ik toe aan de zwakte van het vlees?

 

Help m’in ’t daaglijks leven
Liefde na te streven

Waarom zou je hier nu om moeten vragen? Wij zijn toch altijd lief voor de ander? Wij hebben toch altijd het beste met de ander voor?

 

In het zakelijk leven word ik dagelijks geconfronteerd met een gebrek aan liefde. Achter de voordeuren van menig huishouden blijkt de liefde verkilt te zijn. Schrijnende situaties doen zich voor. Als de liefde verkilt wordt het dagelijks leven zwaar. Een gebrek aan liefde veroorzaakt problemen op vele vlakken. Relationeel, financieel, enz.

 

In een steeds verder seculiere samenleving verkilt de liefde alom. Fatsoensnormen vervagen. Trouw zijn is ouderwets. Meldpunten voor huiselijk geweld en seksueel overschrijdend gedrag schieten als paddenstoelen uit de grond.

 

Wat is liefde dan nodig. Geen egocentrische liefde, want die is er al genoeg. Nee, een oprecht bezorgd zijn over de ander. Een helpende hand uitsteken naar de ander als het nodig is. Een simpele groet op straat aan de passant. Een trouw zijn aan hen die je lief en dierbaar zijn.

 

Waar en rein te zijn;

Wat is waarheid? Wie is er rein van hart?

Ow schande… geen van ons. Maar toch, leer mij oprecht te zijn van hart. Het is de vraag die hier gesteld wordt. Ook dat kunnen wij niet uit onszelf. Ook daar hebben wij een Wacht voor nodig. Die wacht waar psalm 43 over spreekt in vers 3a: “Zend Uw licht en Uw waarheid, dat die mij leiden”. Die waarheid waar psalm 25 om smeekt: “Leid mij in Uw waarheid, leer ijv'rig mij Uw wet betrachten.” Wordt de leerling die waarheid geschonken, dan klinkt het met psalm 40 : 5: “Uw waarheid doe ik horen; Uw heil, den mens beschoren, vloeit daaglijks uit mijn mond”

 

En mijn leven zó getuige,
Dat de wereld voor U buige.

Het tweede couplet eindigt met een wens, een hoop. Het is de hoop van de Christen. Hoop dat zelf de naaste die onkerkelijk is, de buurman die naast ons woont, de toevallige passant in de straat aan ons kunnen zien hoe goed wij het hebben. Dat de stigma’s die omtrent reformatorisch Nederland in omloop zijn niet waar blijken te zijn.

 

Wij hebben een bron om op terug te vallen. Wij weten waar de stromen des levens vloeien, al hebben wij er dan wellicht nog geen druppels van gesmaakt. Wij hebben een Toevlucht in de nood. Wij hoeven onze problemen niet zelf op te lossen, wij leggen onze problemen in het gebed voor Hem neer (zowel bekeerd als onbekeerd.) Onze kinderen leren wij het al vroeg: “Als je ergens meezit of vragen hebt; bid maar tot God. Hij kan je hulp geven.”

 

Een voorbeeld voor de wereld zijn. Wederom pak ik de Statenvertaling er maar weer bij. Daar wordt in Mattheus 5 verwezen naar een zoutend zout, een lichtend licht, een stad op de berg. Met andere woorden: een baken in de onrust. Wat is het nodig, ook voor Nederland, dat deze bakenen er zijn. Wat zou ons land zijn zonder?

 

Dat ons aller bede dan mag zijn:

 

Laat mij zijn een instrument, Heer, in Uw hand
en gebruik mij waar Gij wilt, dat ik U dienen zal.
Geef mij een open hart, dat ’t stille schreien hoort
en laat mij helpen waar, ’t leven zo zwaar schijnt te zijn.
Laat mij steeds wijzen Heer, naar Uw genadetroon,
hulp, troost en plaats is daar, bereid door Uwe Zoon.

 

Johannes R