Willem van Nassov

Gepubliceerd op 13 november 2020 om 17:00

“Vriend; Wat denk je van het Wilhelmus?” Een willekeurige zin in een telefoongesprek zette mij aan het denken, aan het denken over het oudste volkslied ter wereld. Dat volkslied wat weerklinkt bij Koningsdagaubades, waarvan het 6e couplet weerklinkt in de Nieuwe Kerk te Amsterdam na het lezen van de 4 mei lezing en een krap uur later het 1e couplet weerklinkt op de dam na de kranslegging. Dat volkslied waarmee de RO zijn dag begint, waarmee bondsdagen worden afgesloten, en waar de SGP zich hard voor maakt om het weer te laten behandelen op de basisscholen.

 

In deze blog zou ik los kunnen gaan op alle technische hoogstandjes in muziek en tekst, op de rijmvormen, de verschillende versies of wie de schrijver nu eigenlijk is… Maar nee, ik verkies anders. Ik ga het hebben over de inhoud van ons Wilhelmus; die inhoud is al zo rijk dat ik over elk van de 15 coupletten een losse blog zou kunnen schrijven. Wie weet begin ik daar nog wel eens aan, maar vooralsnog beperk ik mij.

 

Het Wilhelmus… zo geschreven dat het bij mondde van Willem van Oranje, de vader des vaderlands, is uitgesproken in de tijd van de 80-jarige oorlog. Wat blijkt uit dit Wilhelmus de zielenstrijd van de opperbevelhebber van het leger, wat werd hij soms verscheurd tussen zijn Christelijke verantwoording en de tactische keuzes die hij moest maken in een oorlog die hij trachtte te winnen. Eén ding was hem duidelijk: zonder leiding van de Opperbevelhebber met een hoofdletter maakte hij geen kans. Zonder Gods leiding kon hij de slag niet winnen.

 

Hoe eerlijk beschrijft hij dit reeds in het tweede couplet: “In Godes vrees te leven heb ik altijd betracht. (…) Maar God zal mij regeren als een goed instrument.” Hij weet dat hij geleid wordt in de strijd, dat er voor hem gezorgd zal worden, daar twijfelt Willem niet aan. Ook geloofd hij vast en zeker dat God voor zijn onderdanen zal zorgen want in couplet 3 zegt hij: “God zal u niet verlaten, al zijt gij nu bezwaard”. Willem… een biddende leider voor zijn volk. En een biddende leider heeft ook een biddend volk. “bidt God nacht ende dag, dat Hij mij kracht zal geven, dat ik u helpen mag.” Zo is geschiedt.

 

Terug naar 2020; het einde van de troonrede: “U mag zich in uw werk gesteund weten door het besef dat velen u wijsheid toewensen en met mij om kracht en Gods zegen voor u bidden.” – Koning Willem Alexander. Die biddende vorst is er nog steeds, het biddende volk ook. Zondag aan zondag wordt er om kracht en wijsheid gebeden voor hen die over ons gesteld zijn. Toch moeten wij constateren dat er aan Gods vreze behoorlijk is ingeleverd, in volk en vorstenhuis. Wat zal de toekomst brengen? Klinkt er aan het eind van de kersttoespraak van de koning “Ik wens u een gezegend kerstfeest toe?” En klimt er uit de huiskamers van Nederland een gebed omhoog voor onze vorst?

 

In het vijfde couplet klinkt het vertrouwen weder door. Willem zegt: “voor Godes woord geprezen, heb ik, vrij onversaagd, als een held zonder vrezen mijn edel bloed gewaagd.” Willem laat hierin duidelijk blijken dat hij, zonder schroom, uitkwam voor zijn principes en zijn idealen. Wat ligt hierin een les voor u en ik. Hoe vaak durven wij, zonder schroom, hiervoor uit te komen? Hortend en stotend zoeken wij naar de juiste woorden, als wij ze al uit durven spreken.

 

En dan het bekende 6e couplet. Wat is het jammer dat zovele Nederlanders de tekst en betekenis hiervan niet meer kennen. In donkere tijden, zoals deze, zou dit vers veel vaker gezongen moeten worden. Wij hebben ook nu een schild nodig. Zij het niet tegen een zichtbare legermacht, maar tegen een onzichtbaar virus wat het land doorkruist. Dat onze bede net als die van Willem mag zijn; “Verlaat ons nimmermeer”.

 

In het achtste couplet trekt de schrijver een parallel tussen Willem van Oranje en Jozef. In mijn middelbare schooltijd is hier onderzoek naar gedaan. De parallellen tussen beide levens zijn uitzonderlijk te noemen. Beiden aan het hof, beiden oversten van de strijdkrachten, beiden steunden op Hem.

 

In het tiende couplet beschrijft Willem een zeer actuele situatie: “Niets doet mij meer erbarmen (…) dan dat men ziet verarmen des Konings landen goed.” Is dat ook niet wat wij in de huidige tijd zien? Nederland verpaupert, de Gods vreze neemt af. De wet op de euthanasie is ingeburgerd, de abortus provocatus wordt als normaal gezien… Zou koning Willem-Alexander deze zorgen ook op zijn hart dragen? Hebben wij een voorbidder in het paleis? Wat zou dat ongelofelijk rijk zijn!

 

Couplet veertien is een oproep aan alle Nederlands. Toen en nu:
Oorlof, mijn arme schapen
die zijt in groten nood,
uw herder zal niet slapen,
al zijt gij nu verstrooid.
Tot God wilt u begeven,
zijn heilzaam woord neemt aan,
als vrome christen leven,-
't zal hier haast zijn gedaan
Zeker als de tijden bang zijn en het land seculariseert… Laten we dan dit couplet aanheffen.

 

Zoals reeds gemeld kan ik niet uitgebreid ingaan op alle zaken. Toch hoop ik dat u een beeld heeft gekregen van het Wilhelmus en van onze vader des vaderlands. Dat u benieuwd bent geworden naar de verdere inhoud van ons volkslied. Wat een groot voorrecht wij dit volkslied hebben en dat wij het mogen zingen! (ZINGEN; niet meeschreeuwen in een stadion, daar past het volkslied niet.)

 

Tot slot spreek ik de wens uit dat Willem van Oranje een voorbeeld mag zijn voor u en ik, voor iedereen. Dat couplet vijftien voor ons allen mag gelden!

 

Johannes R


Lees verder over de verschillende coupletten:

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.