Ga tot de mieren!

Gepubliceerd op 12 november 2021 om 17:00

“Ga tot de mier, gij luiaard! zie haar wegen, en word wijs” – Spreuken 6:6

 

Naar aanleiding van een verzoek van één van de lezers van de website publiceer ik vandaag voor het eerst een artikel naar aanleiding van een Bijbeltekst. Voordat ik mijn gedachten hierover uiteenzet wil ik graag benadrukken: dit artikel zal vol staan met tekortkomingen. Ik ben geen predikant, ik ben geen Bijbeluitlegger. Ik kom niet veel verder dan een simpel stamelen. Toch hoop ik dat zowel het lezen als het schrijven van dit artikel ten goede mag zijn voor u en mij.

 

De tekst waarover dit artikel gaat is opgetekend in de Bijbel, in het boek: “De spreuken van Sálomo”. Kerkelijk en onkerkelijk Nederland kennen allemaal de naam van Salomo (of Salomon). Hij was koning in het oude Israël en had een ongekende wijsheid. Nee, dit is geen sage of legende, maar een geschiedenis. In het boek Spreuken staan veel teksten ter onderwijzing aan hen die het lezen. Verschillende van die spreuken worden nog dagelijks gebruikt in Nederland en zijn omgevormd tot spreekwoorden. Een voorbeeld hiervan: “Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in”.

 

Vandaag gaat het over de mieren. Wat valt er nu van een mier te leren? Het zijn alleen maar van die irritante beestjes die je amper uit je keuken kunt houden. Zeker in de zomer is het uitkijken geblazen. Laat geen zoete spullen open en bloot liggen, want voor je het weet komen uit alle hoeken en gaten de mieren je woning binnen en helpen de mierendoosjes niet meer.

En wat te denken van al die vliegende mieren? Met honderden tegelijk vliegen ze in de zomer uit. Als je niet kunt schuilen zitten ze overal. In je haar, ze kruipen je kleding binnen, ze vliegen door openstaande ramen de woningen in.

 

Waarom zou je dan jezelf tot de mieren moeten richten? Ik loop zelf met grote regelmaat door bosrijke gebieden. Daar kom je, zeker in de zomer, soms grote bruine bulten tegen in het landschap. Wie er geen acht op slaat loopt er langs, maar de oplettende wandelaar stopt. Hij kijkt eerst naar beneden. Rond zijn voeten kruipen de mieren in grote getale. Als de wandelaar zich dichterbij begeeft en goed naar de bruine heuvel kijkt, ziet hij dat er ontelbare kleine wezentjes zich heen en weer bewegen. In de heuvel zit een gat waar de beestjes massaal in- en uitlopen.

 

Wie een tijdje toekijkt ziet dat er een systeem zit in de beweging. Geen enkele mier botst op een ander. De mieren die het hol inkruipen hebben van alles in hun bek. Vooral voedsel wordt het nest ingedragen. De mieren die uit het nest komen hebben geen eten bij zich. Zij verspreiden zich rond het nest op zoek naar voedsel.

 

Een mier is een wonderlijk beestje. Hij kan 10 tot 50 keer zijn eigen gewicht tillen. In de zomer zijn de mieren 16 uur per dag bezig met het uitbreiden van het mierennest, het foerageren, het helpen van de koninginnen. De overige uren van de dag brengt de mier dan door in rust. In de winter rusten de mieren goed uit en houden ze een winterslaap. Af en toe onderbreken ze de slaap om te eten van de aangelegde voorraad. Dan slapen ze verder om kracht op te doen, want zodra het voorjaar aanbreekt komen ze weer tevoorschijn en start het proces van een voedselvoorraad aanleggen opnieuw, zodat zij de winter weer kunnen overleven.

 

Boven spreuken 6 staat in mijn Statenvertaling: “Waarschuwing tegen (…) luiheid”. Ga tot de mier, gij luiaard! Klinkt het advies. Sla toch acht op die kleine wezens die u lastig vindt en maar vervelend vindt in uw huis, want zij geven het goede voorbeeld! Wees niet lui!

 

Wat een wijze les ligt er eigenlijk in het leven van de mier. Zonder ophouden en zonder klagen werken ze van de vroege morgen tot de late avond. Dan rusten ze om voorbereid te zijn op een nieuwe werkdag. Hoe vaak zijn wij als mensen zo bezig met ons werk? Zonder te klagen, zonder ophouden, volhardend in opdracht het werk zo goed mogelijk uit te voeren?

Ik denk dat wij ons allen daar met grote regelmaat schuldig aan maken, maar wat is het hebben van werk een grote zegen. Wij vergeten het wel eens, maar wij mogen de talenten die wij hebben ontvangen inzetten om ons werk zo goed mogelijk te doen. Laten wij die talenten dan ook inzetten om zoveel als mogelijk is in ons werk het goede voor onze klanten te zoeken, het goede voor onze naaste.

 

Maar wat als ik nu geen werk heb? Ik ben ontslagen en word nergens aangenomen. Ik ben thuis voor de kinderen en werk niet. Geldt deze spreuk dan niet voor mij? Zeker wel, ook voor u is deze spreuk van toepassing. Al kunt u dan niet uw talenten op de werkvloer gebruiken, in de thuissituatie kan er ook een goede arbeid worden verricht. En bent u thuis klaar; ieder van ons heeft buren, naasten, familie of vrienden. Ook daar kunnen wij de talenten inzetten, aan ons gegeven.

 

Nog 2 dingen wil ik opmerken; de eerste is dat de mieren in de winter rusten. Hun rustdagen na de arbeid. Zij hebben die rust nodig om in de zomer hun werk goed te kunnen doen. Zou dat voor ons als mensen anders zijn? Ook wij hebben van tijd tot tijd onze rustdag nodig. Onze 24/7 uurs economie… het is een schande voor ons land. Juist in die week van arbeid is een rustdag nodig. Een dag waarop wij niet hoeven te werken, maar ons mogen richten op de reden dat de mieren zo hard werken. En dat brengt mij bij mijn tweede punt.

 

De mieren werken hard zodat de voedselvoorraad groot genoeg is om de winter zonder zorgen door te mogen komen. Waar werken wij voor? Werken wij voor ons geld of voor status? Wat arm! Zouden wij niet net als de mieren moeten werken om te zorgen voor morgen? Niet alleen in de letterlijke zin van het woord, maar ook in de geestelijke zin. Want als ons werk dan ten volle gezegend mag zijn, dan kunnen wij zonder zorgen wachten op de grote morgen. Dan is het voor ons niet erg als ons werk op aard' is gedaan en wij voor eeuwig de rust mogen aanvangen. Dan blijkt dat de mieren ons een voorbeeld zijn van hoe wij als mens op aarde behoren te leven.

 

Johannes R

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.