Schrijven over muziek, het is iets van ik met regelmaat doe. Daar waar het hart vol van is, loopt de mond nu eenmaal van over. En ik ben niet de enige die zich regelmatig in muziek verdiept. Op 15 april 2021 is predikant van de Gereformeerde Gemeente Ds. Baan gepromoveerd met zijn proefschrift “Der Heiland Lebt.”
De discussie binnen de kerken laaide op; kan en mag dat wel? Iedereen had er een mening over. Had of heeft? Toen ik eerder deze week met een lid van de Evangelische gemeente sprak; kwamen wij op dit onderwerp. Voor mij de directe aanleiding tot het schrijven van dit stuk.
Voor ik verder ga wil ik helder stellen: Dit stuk tekst is geen samenvatting of reactie op het door Ds. Baan geschreven proefschrift Op geen enkele wijze wil ik de geleerdheid van hem of de professoren evenaren.
Maar dat er een discussie in de kerken is ontstaan, dat is overduidelijk. Bach in de kerk, kan dat? En laat ik het eens breder trekken: Muziek tijdens de eredienst. Wat kan er wel en wat kan er niet?
Een vraag die eigenlijk niet te beantwoorden is. Want… wie bepaalt wat er wel en niet mag binnen de kerken? Handleiding hiervoor is (als het goed is) de Bijbel. Daarin staat opgetekend hoe men met de eredienst moet omgaan. Toch… een deel is cultuur bepaald. De tijd waarin de Bijbel werd opgesteld ligt eeuwen achter ons. Het volk Israël had andere gewoonten. Een voorbeeld daarvan lezen we in 2 Samuel 6: “(…) en het ganse huis Israëls speelden voor het aangezicht des HEEREN, met allerlei snarenspel van dennenhout, als met harpen, en met luiten, en met trommelen, ook met schellen, en met cimbalen.”
In de huidige tijden is het, zeker binnen Gereformeerde kerken, ondenkbaar dat er trommelen en fluiten, harpen en cimbalen tijdens de eredienst bespeeld worden. Wij houden vast aan het orgel als begeleiding van dienst en samenzang. Nog niet zo lang overigens: De nationale synode van 1578 besloot dat orgels uit de kerken verwijderd moesten worden. Muzikale begeleiding van de eredienst hoorde niet. Nee, a-capella zang was de bedoeling. Daarbij stond het orgel bekend als seculier instrument, leuk voor feesten en partijen. De orgels verdwenen echter niet en werden behouden als instrument.
Gelukkig maar, want (al is het in een ander vorm) in het oude testament komen wij dit instrument al tegen. Job 30:31 “Hierom is mijn harp tot een rouwklage geworden, en mijn orgel tot een stem der wenenden.”
Binnen de Vaderlandse Kerken is en blijft het orgel het instrument voor de begeleiding. Het orgel klinkt op 3 momenten:
- voor aanvang van de dienst als de gemeente opkomt en de kerk betreed
- tijdens de dienst als begeleiding van de samenzang,
- na de dienst als de gemeente de kerk verlaat
De taak van de organist is van wezenlijk belang tijdens deze momenten. Zijn/haar spel moet naadloos aansluiten bij de liturgie van de dienst. Het moet de emotie weergeven van de woorden der Bijbeltekst en de preek van de predikant. Vaak gebeurt dit binnen onze kerken met een romantische toonzetting. Af en toe durft een organist het aan om dit met een barok klank, of modern spel te doen. Die momenten zijn nog schaars helaas.
Hier zie ik ook een sterke link met Bach. In het proefschrift van Ds. Baan is duidelijk geworden dat Bach er alles aan gelegen was om met zijn muziek de liturgie (vaak letterlijk) in zijn muziek te verwerken. Muzikale figuren, de keuze van de stemsoorten, toonhoogtes en patronen… het sluit naadloos aan . Bach wilde dat de tekst en muziek tijdens de dienst één geheel zouden vormen.
Dat streven van Bach… dat zou ook het streven van een organist moeten zijn. Ik zal een voorbeeld geven om dit te verduidelijken:
Stel… een orangist wordt gevraagd om tijdens een oudejaarsdienst de muzikale omlijsting vorm te geven. Deze dienst staat in het teken van de vergankelijkheid van het leven en de naderende eeuwigheid. Als een organist dan als voorspel een feestelijke toccata over een lofpsalm speelt, dan slaat hij de plank volledig mis. Nee, dan moet juist het geluid doorklinken van het sterven en de hoop op een eeuwig leven bij God.
Veel passender is om voor de dienst een rustige bewerking te spelen van, die ook zeker op momenten donker en dreigend mag zijn. Het sterven is immers het laatste gevecht van het lichaam. Na de dienst kan er dan worden gekozen om de hoop door te laten klinken met een lieflijke solostem. Dat als opmars naar het nieuw aan te breken jaar.
Op nieuwjaarsmorgen hoort de organist hierop voort te borduren. Het voorspel voor de dienst klinkt vrolijker en opgewekter. De dienst ‘viert’ de start van het nieuwe jaar, met alle hoop die hierop te vestigen is. Na de dienst kan de organist dan het jaar feestelijk openen met een prachtige toccata waarop de gemeente op feestelijke tonen de kerk verlaat.
Bovenstaand voorbeeld zal iedereen kunnen snappen. Recent sprak ik met een musicus over de kunst van het begeleiden van de eredienst. Hij gaf aan dat hij tijdens een dienst over psalm 22 wel eens een bewerking op psalm 22:14 (“Zij hebben hun mond tegen mij opgesperd, als een verscheurende en brullende leeuw.”) gespeeld heeft Waar bewerkingen over Psalm 22 over het algemeen lyrisch en druipend van de melancholieke emotie zijn, koos hij voor een andere benadering.
De leeuw brulde door het kerkgebouw tijdens de eredienst. Een hard en donker geluid. “Ik zag de leden van de kerkenraad opveren in de kerkbank.”
Dat is in mijn ogen hoe een organist de dienst hoort te begeleiden. Ook voor de organist is er een tijd van voorbereiding. Hij/zij moet die tijd gebruiken om de liturgie te onderzoeken en het spel daarop aan te passen.
Terug naar de vraag waarmee het begon; Zou Bach dan tijdens de eredienst weer moeten klinken? Ik ben van mening dat als daarbij wordt bijgedragen aan de verklaring van liturgie, het jammer zou zijn als wij dat niet zouden doen!!!
Ten slotte… met grote regelmaat hoor ik dat organisten aan banden worden gelegd door kerkenraad, of zelfs door de predikant. De organisten wordt gevraagd het spel te spelen wat men graag hoort. Bij deze een oproep aan alle kerkenraden en predikanten die zich aangesproken voelen: “Doe dit niet! Het orgelspel hoeft echt niet altijd ‘mooi’ te zijn en ‘goed in het gehoor’ te liggen. U heeft de organist aangenomen als begeleider van de eredienst. Elke organist zal, naar wat hij/zij in het hart gevoeld, de dienst naar eer en geweten zo goed mogelijk begeleiden. Als daarmee nieuwe klanken door het kerkgebouw stromen; laat het u ter verbazing zijn en tot onderzoek van het gespeelde aan mogen zetten! Beperk de organist niet, maar geef hem/haar daarin de vrije hand. Voer enkel een controlerende functie uit, geen bepalende functie!“
En u als kerkorganist; onderzoekt de liturgie. Bepaal uw spel. En speel! Houdt in gedachten dat u tijdens een dienst aan God gewijd, de opgekomen schare mag begeleiden. Dit doet u niet in eigen kracht, maar uit kracht door Hem geschonken. Geeft hem dan ook de eer in uw spel. Klaag met de gemeente mee op de droeve momenten en laat uw feestelijk spel de kerk vullen met het juichend vreugdgeschal.
En als Bach daar toevallig bij van pas komt… Hoe mooi zou dat zijn!
Johannes R
Reactie plaatsen
Reacties