Het Zeeuws volkslied. Het lied mijner Vaad’ren. In 3 delen ga ik, als Zeeuw, u meenemen door de tekst, aangevuld met persoonlijke anekdotes.
In dit artikel het tweede couplet.
Het tweede couplet
Het land, dat fier zijn zonen prijst,
En ons met trots de namen wijst,
Van Bestevaer en Joost de Moor,
Die blinken zullen d’eeuwen door;
Waarvan in de historieblaên,
De Evertsen en Bankert staan,
Dat immerhoog in eere houdt,
den onverschrokken Naerebout.
Zeeland en zijn rijke historie.. Zo zou ik de bespreking van het tweede couplet willen beginnen. Zeeland kent een zeer rijke historie. Maar ook voor een groot deel een historie met een gitzwarte rand. Waar ik op doel is ons verleden met betrekking tot de VOC (Vereenigde Oostindische Compagnie) en WIC (West Indische Compagnie).
Ik stel mijzelf, als Zeeuw, regelmatig de vraag hoe ik hiermee om moet gaan. Dat er gruwelijkheden zijn begaan, ook door provinciegenoten, staat buiten kijf. Dagelijks ondervinden hen, van wie de voorouders als slaven hebben gewerkt, daar de gevolgen van. Het leed zit diep en zal nooit meer verzacht kunnen worden.
Mag ik dan, aan de hand van dit couplet, een lofzang afsteken over de Zeeuwen die in dit couplet worden genoemd? Misschien. Want, ondanks dat wij het niet eens zijn met de gruwelijkheden door hen begaan, ze vormen wel een significant deel van onze Zeeuwse (en landelijke) historie. Zij zijn (mede) verantwoordelijk geweest voor onze welvaart. Een lofzang gaat anno 2021 echter te ver. Ik pak het dan ook iets anders aan.
Het land, dat fier zijn zonen prijst,
En ons met trots de namen wijst,
Zeeland zou Zeeland niet zijn als wij niet wat terughoudend waren in benoemen van onze zonen. De Zeeuwen die landelijke, of internationale bekendheid genieten. Toch wil ik er een paar aanhalen.
- Te beginnend met Henri Arnoldus. Want wie heeft er in zijn jeugd niet de boeken gelezen van Pietje Puk die avonturen beleefde in Keteldorp? Wist u dat Keteldorp echt bestaat? Met regelmaat bezoek ik de plaats in Zeeland en eet ik er een frietje op de dijk.
- Wie kent organist Bram Beekman nog? Vele jaren heeft hij achter de klavieren gezeten van het prachtige orgel in de schone Oostkerk te Middelburg.
- Wie genoot er niet bij de avonturen van Jip en Janneke van schrijfster Annie M.G. Schmidt? Zij was een geboren Zeeuwse en met enige fantasie zou je Jip en Janneke zo tegen kunnen komen in een Zeeuws dorp.
En zo zijn er nog vele anderen te noemen. Van politieke voormannen tot de vrouw van een voormalig Georgisch president. Van voetballers en wielrenners tot zangers en cabaretiers.
Maar zijn wij trots op hun? Echt trots? Als dit zo is, dan is dat ontzettend arm. Ik ben opgevoed met de wetenschap dat trotsheid een verkeerde eigenschap is. Ik ben dan ook niet gewend om te zeggen dat ik ‘trots’ ben op iets of iemand. Nee, ik ben dankbaar voor dat of die. Een andere insteek om de blijdschap over iets te uiten. Maar voor wie ben ik dan dankbaar?
- Voor mijn moeder die haar uiterste best gedaan heeft om mij zo goed mogelijk op te voedden. Die altijd voor mij klaar staat en mij steunt.
- Voor de familie die mij omringt. Met wie ik vele leuke en gezellige momenten kan beleven.
- Ik ben dankbaar voor de goede, echte vriendschappen die de afgelopen jaren gesloten zijn. Dat zij, en hun gezinnen, altijd voor mij klaar staan en ik echt mijzelf bij hun kan zijn
- Ik ben dankbaar voor al die collega’s met wie ik de afgelopen jaren en nu mag samen werken. Dat wij elkaar helpen waar nodig en met elkaar werken aan een gezamenlijk doel
- Ik ben dankbaar voor de cliënten die ik dagelijks mag en mocht helpen. Dat zij mij het vertrouwen gaven en dat ik daardoor mijn werk goed uit kon voeren.
Maar ook in het algemeen ben ik dankbaar. Voor die vrouw die mij tegemoet komt en mij een “Goedemorgen!” toewenst. Ik ben dankbaar voor de predikant die op zondag op de preekstoel Gods woord verkondigd. Ik ben dankbaar voor de slager waar ik een onsje gehakt kan halen. Ik ben dankbaar voor mijn buurman die aanbiedt een keer voor mij naar de stort te rijden. Enz.
Ik ben zelfs dankbaar voor het feit dat ik een Zeeuw ben en in deze provincie geboren mocht worden.
Wat is er veel om dankbaar voor te zijn, maar wat zijn wij het soms weinig…
Van Bestevaer en Joost de Moor,
Die blinken zullen d’eeuwen door;
Op de kop van de boulevard te Vlissingen staat een groot en fier standbeeld, omgeven door een statig hek. Het beeld betreft een zeevaarder, dat is duidelijk. Zijn cape wappert om hem heen, zijn snor staat fier omhoog. Het is Michiel de Ruyter. Wie kent er het liedje over de blauw, geruite kiel niet? Blijkbaar heel wat Nederlanders. Het liedje beschrijft in hoofdlijnen het leven van de strenge, doch rechtvaardige Michiel die van scheepsjongen uitgroeide tot (wellicht) de belangrijkste admiraal van de toenmalige Nederlanden.
Over Michieltje (zoals wij als Zeeuwen het standbeeld noemen) doet een hardnekkig gerucht de ronde. Onder de cape lijkt namelijk een hondje verstopt te zitten. Volgens de officiële beschrijving betreft dit echter een boekrol. Heeft Louis Royer (de beeldhouwer) een grap in het beeld verwerkt?
Wat echter weinigen weten is dat het monument in Vlissingen niet het enige standbeeld van Michiel de Ruyter is. Er bestaat er nog 1. In Debrecen, Hongarije. Michiel bevoer als admiraal van de vloot de wereldzeeën en streed tegen onrecht. Zo ook op 11 februari 1676. Michiel treft bij het Italiaanse eiland Sicilië een Franse vloot aan, met achter de riemen van de boten Hongaren. Niet zomaar Hongaren, het waren gereformeerde Hongaarse predikanten. In de tijd van de reformatie werden zij in Hongarije vaak veroordeeld tot het roeien op galeien. Michiel de Ruyter heeft na onderhandelingen met de onderkoning van Frankrijk de Hongaarse predikanten kunnen bevrijden. Om deze daad staat er op het Calvijn plein van Debrecen een standbeeld ter nagedachtenis aan Michiel, of aan Bestevaer (zijn bijnaam). Bestevaer betekent grootvader. Door zijn matrozen werd hij zo genoemd, omdat hij zich, als een vader, druk maakte over hun lot.
En dan Joost de Moor, ook een admiraal, die vocht tegen de Spaanse overheersing tijdens de 80-jarige oorlog.
Soms kom je op plaatsen waarvan je weet dat ze historische waarde hebben, maar weet je de waarde niet te waarderen door een gebrek aan kennis. Zo heb ik eerder wel eens geschreven over het lied “Komt nu met zang” wat klonk over de vesting van Veere. Nu moet weer denken aan muziek. Aan een (inmiddels niet meer bestaand) mannenensemble. In de tijd dat ik deel van het bestuur uit mocht maken van dat ensemble hebben wij ons jaarlijkse uitje gehouden in Fort Rammekens. Een zeefort uit de tijd van de Spaanse overheersing.
In dat fort klonken tot diep in de nacht de stemmen van de mannen die zongen over Gods trouw aan ons bewezen. Wij beseften allen dat het een bijzondere bijeenkomst was. Wij pikten de energie van de ruimte op en zongen daar, vervuld van emotie, op ons allermooist. Aangevuld door de aanwezige echtgenotes.
Toch, ondanks dat wij wisten dat wij op een belangrijke historische plaats stonden, wij konden niet vermoeden welke rijke historie er aan dit fort vooraf ging. Dat, voor mij persoonlijk, er in mijn achtertuin grote gevechten waren geleverd tussen de Spanjaarden en de Nederlanders, met aan het hoofd hun admiraal Joost de Moor. Joost de Moor streed ook de voor de vrijheid die ik als Zeeuw mag genieten.
Maar blijven Michiel de Ruyter en Joost de Moor blinken, d’ eeuwen door? Dat is de grote vraag. Hun daden moeten worden herinnerd. Hun goede, maar ook hun slechte daden. Zodat wij als Zeeuwen, en ik als Zeeuw persoonlijk, weet op welke grond ik mijn schreden zet. “De vrede is bevochten” staat er in het nationale bevrijdingslied, en dat is ook in Zeeland nog dagelijks te zien voor wie het wil zien.
Waarvan in de historieblaên,
De Evertsen en Bankert staan,
Wie in Vlissingen de Boulevard heeft bezocht weet dat deze uit 3 delen bestaat. Naast Boulevard de Ruyter treft men er Boulevard Evertsen en Boulevard Bankert aan. Vernoemt naar Johan Evertsen en Adriaen Banckert. Beide zijn (waarschijnlijk) geboren Vlissingers die als admiraals de Zeeuwen bevoeren.
Persoonlijk denk ik toch voornamelijk aan de boulevard zelf, bij het horen van hun namen. Het leukste aan Vlissingen? Mijn standaard antwoord: De boulevard en de weg terug. Vlissingen is een rauwe en ruwe stad. Een stad waar je ’s avonds laat in sommige buurten niet alleen over straat kunt gaan. Maar de boulevard is wel leuk… daar kun je prima in de avond een drankje drinken op de vele terrassen en mensen kijken.
Veel afspraken heb ik er al gehad. Veel goede gesprekken zijn er gevoerd.
Als single moet ik wel zeggen dat ik de boulevard waar mogelijk probeer te mijden. Alleen over de boulevard lopen is best eenzaam als je rond je de verliefden stevig gearmd ziet flaneren langs de ouders die naar hun kinderen staan te kijken die op het strand achter een bal aan rennen. Je ziet bejaarde ouderen samen plaats nemen op een bankje, starend naar de ondergaande zon. Een meisje kijkt om de 5 minuten zenuwachtig naar haar telefoon, wachtend op haar date. Stil kun je er luisteren naar Duitse vaders die hun kinderen ‘de overkant’ aanwijzen met de mededeling: “Dat is Engeland!” (Oeps)
Vlak langs de boulevard varen de schepen op weg naar hun eindbestemmingen; de havens van Vlissingen of Antwerpen. Nu zijn het gemotoriseerde voertuigen maar in vroeger tijden waren dit de tallships met in de masten de matrozen, druk in de weer met de zeilen. Het lijkt wel of de kanonnen op de boulevard hun knallen weer willen laten horen als een vijandig legioen de stad nadert. Hoor ik daar de stem van 1 van de admiralen: “VUUR!”?
Al sta ik daar nu alleen… ik weet dat velen met mij hier hebben gestaan. Ik sta te hopen dat ik hier ooit met mijn gezin mag staan, maar hoe vele moeders hebben hier niet staan hopen dat hun zoon met de boot die daar langs de boulevard vaart, thuis zou komen?
Dat immerhoog in eere houdt,
den onverschrokken Naerebout.
Frans Naerebout, de enige niet zeeheld die in het couplet wordt genoemd. Nee, Frans was een gewone jongen. Geboren in een arm, Zeeuws gezin. Hij was visser en werkte daarnaast als loods in Vlissingen. Hij werd bekend toen hij in 1779 te hulp schoot bij een vastgelopen schip. Samen met zijn vrienden redde hij schipbreukelingen van de vastgelopen Woestduyn (fregat), waar de VOC het niet aandurfde om uit te varen.
Frans was onverschrokken. Legde zijn eigen leven in de schaal voor dat van anderen. Hij heeft hier de erkenning voor gekregen die hij verdiende. Toch… dagelijks leggen vele Zeeuwen hun leven in de schaal voor dat van anderen. Zeeuwen die met gevaar voor eigen leven anderen helpen. Zo denk ik bijvoorbeeld aan hen die werken voor de hulpdiensten of in de zorg. Dagelijks worden er in Zeeland heldendaden verricht.
Frans is begraven in de Grote of Maria Magdalenakerk in Goes. Maandag aan maandag sta ik op het kerkplein in Goes, niet wetend dat Naerebout zo dichtbij de plek waar ik op maandagavond ben, is begraven. Het is ook jaren geleden dat ik voor het laatst de Grote of Maria Magdalenakerk betrad. Het was tijdens een koorzangavond waar het toenmalige jeugdkoor waar ik op zat aan meewerkte.
Toen zongen wij daar tezamen woorden over het verleden, het heden en de toekomst. Toch zijn de woorden van de psalm waar toen de avond mee begonnen werd, zeer toepasselijk na het bespreken van het tweede couplet van ons Zeeuwse volkslied. Alle besproken Zeeuwen... ze zijn de weg gegaan van alle vlees. Dat hun namen nog genoemd worden is bijzonder maar wie kent hen nog echt, weet wat er in hun omging? Wij zijn hun nageslacht, leven op de grond waarop hun voeten hebben gestaan. Beseft u en besef ik dat onze voetstappen ook eenmaal niet meer gehoord zullen worden? Wij zullen vergaan en vergeten worden, maar 1 Naam zal altijd blijven bestaan. In de kerk waar Frans Naerebout begraven is, klonk die zangavond:
O HEER, Uw woord bestaat in eeuwigheid,
Daar 't hemelheir zich schikt naar Uw bevelen;
In Uwe trouw, zo gunstig toegezeid,
Zal elk geslacht, ja 't eind der eeuwen delen;
Deez' aard' is hecht door Uwe hand bereid;
Haar stand blijft vast, al wiss'len haar tonelen.
Johannes R
Reactie plaatsen
Reacties