In de Maneschijn

Gepubliceerd op 11 juni 2021 om 17:00

Wie heeft als kind niet keihard mee staan zingen en mee staan bewegen met 'In de Maneschijn?' Wie kent de bewegingen nog?

 

Maar wat wij niet doorhadden… onze ouders, juffen en meesters waren bezig met onze motorische vaardigheden te verbeteren. Want door veel specifieke bewegingen te maken kwamen we (letterlijk los) en gingen wij niet alleen als stijve Hollanders door het leven, maar ook als beweeglijke ongeleide projectielen.

 

Goed, eerst maar eens de huidige (meest) gebruikte tekst even doornemen:

In de maneschijn
Klim ik op een trapje naar het raamkozijn
En je raadt het niet
Zo doet een vogel
En zo doet een vis
Zo doet een duizendpoot die schoenenpoetser is
En dat is één
En dat is twee
En dat is dikke, dikke, dikke tante Kee
En dat is recht
En dat is krom
En dan draaien we het wieltje nog eens om
Rom bom

 

Wat staat hier nu eigenlijk? Het is een liedje uit de nacht. De maan schijnt immers. Ik stel mij voor dat er een kleine jongen of een klein meisje in het donker van de kamer uit bed stapt. Het maanlicht valt naar binnen door het dakraam. Zachtjes loopt de kleine naar het dakraam toe. Stapje voor stapje. Als papa en mama het maar niet horen.

 

Daar kijkt de kleine omhoog en met verbazing kijkt het naar de duizenden sterren die om de maan draaien. In al die sterren ziet de kleine vormen. In gedachten komen de sterren tot leven, ontstaan er verbindingen tussen al die sterren en nemen ze hun vorm aan. Een vogel en een vis zijn te zien, een duizendpoot die wel schoenen aan het poetsen lijkt te zijn (nou, die zal er dan wel even mee bezig zijn…).

En dan ziet de kleine er een dikke tante in… Foei! Dat is niet aardig kleintje! Tante is alleen wat gezellig gezet!

Om vervolgens te eindigen met een wieltje? Tsja… ik begrijp het liedje niet helemaal geloof ik. Dan maar eens op zoek naar de herkomst.

 

Dit liedje kent vele versies met verschillende onderwerpen. Van dieren tot etenswaren. De huidige versie is echter dichtbij de oorspronkelijke versie gebleven. Het origineel van dit lied bevat wel meer coupletten, waardoor het snel duidelijk is wat er nu werkelijk wordt bedoeld. En dat is wederom niet zo onschuldig als het op het eerste oog lijkt.

 

Ik ga niet de volledige tekst behandelen van het oorspronkelijke lied. Maar in dat liedje komen passages voor over een kok die als trooster voor een meid optreedt en met de dame in de keuken dingen doet op het snijblok die ik liever niet bespreek. Het ging er heet aan toe, zullen wij maar zeggen.

 

Terug naar onze versie, deze versie is ook niet zo onschuldig als hij lijkt. Zoals vele andere kinderliedjes is dit liedje geënt op een Nederlands volksgebruik. In dit geval op kweesten. Het zal weinigen van u wat zeggen. Kweesten is een traditionele manier (rond 1850) om de boerenjeugd met elkaar in verbinding te brengen, zodat er liefde ontstaat en uiteindelijk een huwelijk. Men heeft de Bijbelse opdracht om het ouderlijk huis te verlaten, te trouwen, en een gezin te stichten. (Ik laat even rusten dat dit niet voor een ieder vanzelfsprekend is.)

 

In de boeren dorpen (voornamelijk Staphort, Rouveen en op de Waddeneilanden) was hier een methode voor. Het meisje in kwestie werd, bij het jongvolwassen worden, naar een zolderkamer van het huis gestuurd. Aan de gevel werd een trap bevestigd. Dit was een vrije toegang voor de jongens.

 

’s Nachts kon men als jongen de trap beklimmen en zo in de slaapkamer van het meisje terecht komen. Men kon dan spreken met elkaar en elkaar (zonder toezicht van derden) leren kennen. Het was niet dat dit gepaard ging met geslachtsgemeenschap. De jongen diende het huis een uur voor het licht werd weer te verlaten. Hij moest immers op tijd de koeien melken. Het nachtelijk ontmoeten is een bewuste keuze geweest. Overdag moest de boerenzoon werken op de boerderij of het land. Tijd voor relaties was er dan niet. De nacht bood uitkomt. Daarbij bood je nacht een stukje privacy, niemand wist dat hij geweest was. De donkere zolderkamer zorgde bovendien voor minder schroom bij de twee jong volwassenen.

 

In een oud verslag van de traditionele liefdesmethodes op het eiland Texel las ik: “een jonge kaerel, die verlieft is, gaat menigmaal, zonder wind of weder te ontzien, anderhalf uur ver naar zyn meisje, en hy moet dan somtyds verscheiden slooten over op balkjes, die los legen, en niet dikker dan een arm zyn; de vryster wagt hem in den beginne alleenlyk aan het open vengster; maar de gemeenzaamheid, de natuur en de nagt brengen hem wel haast in het huis en op het bed; en is het met die zaak niet eveneens gelegen in hutten als in paleizen? het onderscheid bestaat immers alleen daar in, dat het queesten hier gepaart gaat met de goede trouw en eenvoudigheid van zeden;”

Naast een duidelijke sneer naar de adel in die tijd (die weinig morele regels kenden) staat hierin beschreven dat er zedelijk door de jongen en het meisje gehandeld moest worden. Persoonlijk vraag ik mij af hoe zedelijk het is om een jongen en een meisje zonder toezicht in de nacht op een bed te laten zitten, maar dat geheel terzijde.

 

Ondanks dat van het koppel verwacht werd dat ze op de lakens bleven zitten, begrijpt een ieder dat dit voor de verliefde koppels wel eens lastig werd. Op het moment dat er toegegeven werd aan de hartstocht was het lot van de jongen en het meisje bezegeld. Zij mochten gaan trouwen en als man en vrouw door het leven gaan, kinderen krijgen en deze opvoeden.

 

Maar ja… niet elke nacht konden de jongens op pad gaan. Er moest ook wel eens geslapen worden. En de trap aan de gevel van het meisje… die was er elke nacht. Andere jongens ook. Die konden ook de trap opklimmen en bij het meisje op het bed plaats nemen en een gesprek aanknopen. Voor het meisje was dit een test om trouw te blijven aan haar vriend en zich niet te laten verleiden. Alleen als dat bevestigd was kon het koppel trouwen.

Bleef het meisje niet trouw en kon een andere jongen haar bekoren, dan kwam dit alleen uit bij een zwangerschap. Ze mocht dan niet trouwen en moest haar kind afstaan aan het klooster.

 

Je zou bijna gaan denken dat dit artikel gaat over liefdestradities, niets is minder waar. Want de tekst van In de maneschijn gaat (net als de tekst van het liedje ‘Waar staat jouw vaders huis en hof’) over deze traditionele manier van het hof maken.

 

Het gaat over een jongen die via de trap de kamer van het meisje betreedt. Het gaat over die (oorspronkelijke tekst) ‘vogel die bedriegelijk is’, of zoals wij zouden zeggen ‘vreemde vogel’ die het meisje het hof komt maken. En deze vreemde vogel was nog wel een vis, een verwijzing naar het teken van de Christenen, het was een gelovige jongen. Maar ook deze jongen was niet de enige gegadigde voor het meisje. Er waren ook duizendpoten die poetsenbakkers waren. Veel konden praten, maar geen goede intenties hadden.

Er was er maar één (de vriend) die recht was in de ogen van die tijd. Die jongen die goede bedoelingen had. Als er een nummer twee in beeld kwam, dan was het een kromme relatie geworden. Zeker als het meisje zwanger raakte en dikker werd. Dan moest het kind te vondeling worden gelegd bij het klooster. Men beweert dat het wiel hiernaar verwijst. Dit zou het luik zijn waardoor het kind het klooster in werd ‘gedraaid’, maar ik heb dat niet verder terug kunnen vinden.

 

(Rooms Katholiek) Nederland hield er in vroeger tijden soms bijzondere tradities op na, is de conclusie. Was er dan nergens een ander geluid hoorbaar? Jazeker! Reformatorische predikanten kwamen in opstand, trokken rond en lieten tijdens preken een ander geluid horen. Gelukkig maar!

 

Johannes R

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.