Dit artikel is onderdeel van de serie Nieuwe Wereldwonderen. In zeven delen bespreek ik, op geheel eigen wijze, elk wereldwonder.
Hoog in de Andes, daar waar de condor rondvliegt op zoek naar voedsel voor zijn jongen, en de klank van de panfluit van de hoge toppen tot de diepe dalen te horen is, bevindt zich op een onherbergzame bergtop het wereldwonder waar wij in dit artikel in gedachten naartoe gaan.
Zo had ik dit artikel kunnen beginnen. Want de stad zelf is een wonder te noemen. De onherbergzame omgeving en de haast onbereikbare locatie zijn, mede doordat deze geheel overgroeid was, door de tijd bewaard gebleven. Het duurde jaren voordat de stad in 1816 werd herontdekt. Bij de lokale bevolking was de stad bekend, maar de wereld was haar vergeten. De eens zo machtige stad waar vorsten en adellieden hun rust zochten in het jachtige bestaan van het eens zo machtige Incarijk was vergeten.
Tot de stad werd herontdekt, National Geographic er een artikel aan wijdde en de toeristenstroom op gang kwam. Velen bezoeken nu de ruïnestad, hoog in de Andes. Daar bewonderen zij de goed geconserveerde resten van paleizen en tempelcomplexen.
Weinig van de toeristen staan stil bij wat er in de 15e eeuw aldaar heeft plaatsgevonden. Ter voorbereiding op dit artikel zocht ik het web af naar informatie over de stad en het Incarijk, op zoek naar een originele invalshoek. Iets waardoor u niet zou stoppen met lezen.
Maar wie zoekt naar de stad en informatie over de oorspronkelijke bewoners, stuit op gegevens die koude rillingen teweegbrengen en de adem doen stokken in de keel. Want ook in deze stad hebben zich gruwelen voorgedaan die niet zijn te bevatten.
Ik besef: iedere tijd en iedere cultuur heeft zijn eigen gebruiken. Wie hierin niet is opgegroeid, zal anders nadenken over die handelingen. Onbegrip ligt (soms onterecht) op de loer. Maar in dit geval...
Al speurend naar informatie stuitte ik op de zin: “Door het hele land werden de kinderen geselecteerd die werden geofferd om de goden gunstig te stemmen. De kinderen werden hiervoor opgeleid.” Mijn ogen bleven rusten op deze laatste woorden. Wie nadenkt over deze woorden, bekruipt een onbehagelijk gevoel. In gedachten zie ik de jongens en meisjes, vaak jonger dan 15 jaar, in een rij staan voor de inspectie. Alleen perfecte kinderen konden de goden behagen. Ouders stonden op afstand toe te kijken.
Wat zou er zijn omgegaan in het hart van de ouders als hun zoon of dochter werd geselecteerd? Waren ze blij dat hun kinderen de goden zouden behagen, of sloeg de angst de ouders om het hart? Ik besef: de band die kinderen in de westerse wereld met hun ouders horen te hebben, was er toen niet. Kinderen mochten niet op schoot zitten. De Inca’s waren ervan overtuigd dat een harde, afstandelijke opvoeding de kinderen zou vormen voor het zware leven waaraan zij als volwassenen overgeleverd zouden zijn. Maar toch, het blijft je kind...
En was je kind eenmaal geselecteerd, dan wist je dat het ten dode was opgeschreven. Het werd meegenomen naar de hoofdstad van het rijk, Cusco. Daar werden ze ‘opgeleid’. Hun hoofd werd met touwen omwonden zodat de schedel onder druk in de vorm van een berg groeide.
Een jaar voor het offer nam de ‘opleiding’ in hevigheid toe. Kinderen werden gedrogeerd met cocabladeren en kregen luxe voedsel te eten: vlees en maïs, het voedsel van de rijken. Enkele weken voor hun dood werden grote hoeveelheden alcohol toegevoegd aan het menu. En als er eindelijk een reden was om de goden te offeren, uit vreugde of om rampspoed te vermijden, bracht men de kinderen naar de bergtoppen. Gedrogeerd en dronken is het niet ondenkbaar dat de kinderen buiten bewustzijn waren. Daar, boven op de berg, stierven zij door onderkoeling. Dan juichte het volk en haalde men de stoffelijke overschotten op om hen in het dal te begraven. De goden waren weer tevreden.
Lopen bij u, net als bij mij, de rillingen ook over het lichaam? Hoe kan dit? Nee, de Inca’s waren niet de enige volken die dergelijke praktijken kenden. Ook in de Bijbel kom je kinderoffers tegen, denk bijvoorbeeld aan de baby’s die in de armen van Moloch levend werden verbrand. Gelukkig behoren dergelijke praktijken veelal tot het verleden en kennen wij dit enkel nog uit de geschiedenisboeken.
Of niet? Waar hebben wij onze kinderen voor over? Want, al geloven wij niet in een zonnegod of Moloch, geven wij onze kinderen ook niet makkelijk over aan de ‘goden’ van 2025? Ik hoef de voorbeelden toch niet te noemen? Nou, eentje dan… Wat denkt u van het gelijkheidsdenken? Iedereen mag zijn wie hij/zij – of zelfs ‘het’ – zich voelt.
Als u ouder mag zijn: staat u dan te juichen wanneer uw kind geselecteerd wordt door de wereldse geneugten, of is het toch anders? Huilt u dan ook bittere tranen om het lot van uw kleine?
En als wij geen kinderen mogen hebben: laten wij dan allen op een eigen wijze zorg dragen voor het nageslacht en zorgen dat praktijken, zoals die eens in het machtige Incarijk voorkwamen, ons en onze kinderen niet ten deel zullen vallen.
Johannes R
Reactie plaatsen
Reacties