De Zeeuwen… een noestig volkje wat gemaakt is door het zilte water en de (bijna altijd) waaiende zeewind. Van jong tot oud, allen zijn wij gewend aan het feit dat de zee ‘om de hoek’ is, en alle voor- en nadelen die dit met zich meebrengt. Wij Zeeuwen, wij worden door wind en water gevormd, van het jongste kind tot de oudste bejaarde.
Als kind zwommen wij in de zee of hingen wij tegen de wind in op de boulevard van Vlissingen. Als tiener trapten wij door weer en wind naar school over de B-wegen, terwijl de regen onze kleren doordrenkte. Als volwassene leren wij de kinderen over eb en vloed, zoeken wij met hun schelpen op het strand en als de kleintjes tegen de wind in moeten fietsen en er rode blosjes van hebben op de wangen, dan steunen papa of mama ze met een handje in de rug. Als de kinderen op bed liggen en wij ’s avonds op de bank zitten, dan beginnen ook onze wangen te gloeien.
Zeeuwen… een beetje water of wind doet ons niets. Niet overdag en niet in de nacht. Wij slapen heerlijk als de wind om het huis loeit en de regen tegen de ramen klettert. Ook ik duik dan wat dieper onder de dekens en val in een rustige slaap bij de natuurgeluiden. Daar heb ik als Zeeuw geen slaapmuziek-app voor nodig.
Toch…
Er zijn nachten dat ik iets minder lekker slaap. Nachten waarin mijn geest en lichaam zich in een staat van paraatheid bevinden. Afgelopen zondagnacht was weer zo’n nacht.
Het begon allemaal zaterdagmiddag. Tijdens een verjaardag in Brabant werd het mij geboodschapt: “Maandag geven ze hier wind af. Zal bij jullie wel erger zijn. Kijk je wel uit dat jullie in Zeeland niet wegwaaien?” “Ach, wij kunnen wel wat hebben hoor!”
Zondagmiddag. Een pop-up bericht springt omhoog terwijl ik de laptop af wil sluiten na de digitale kerkdienst. “Fase 2 dijkbewaking ingesteld. Oosterscheldekering wordt gesloten”.
“Fase 2”, dat is al een tijdje gelden. Fase 1 en de sluiting van de Oosterscheldekering komt ieder jaar wel een paar keer voor. De dijken worden in de gaten gehouden bij stormen zodat er op tijd ingegrepen kan worden, mocht het water het winnen van de bescherming van het land. Maar Fase 2 bewaking, dat gebeurt niet vaak. Buitendijkse wegen worden afgesloten en de dijken worden de hele dag gecontroleerd.
Op zo’n moment besef je dat de strijd tegen het water nooit gestreden is. Ook ik woon onder NAP. Ook ik ben niet veilig als de dijken niet sterk genoeg blijken. Onwillekeurig gaan de gedachten terug naar 1953, een jaartal wat iedere Zeeuw kent. Op de kop af 69 jaar geleden (01-02-1953) voltrok zich in ‘ons’ Zeeland een ramp die tot de dag van vandaag zijn sporen heeft nagelaten. De watersnoodramp deed ons beseffen dat wij als Zeeuwen kwetsbaar zijn. Toen waren er geen Delta werken, toen was er minder kennis over de zee en de bescherming die wij nodig hebben om onze voeten droog te houden. Toen brak de dijk en stroomde het vernietigende water door de straten. De combinatie van storm en springtij bleek sterker dan wij dachten. Die nacht was voor 1836 Nederlands de laatste nacht dat ze leefden. Anderen waren in 1 klap alles kwijt.
Dinsdagavond, ik ontvang weer een appje uit Zuid-Holland. Daarin werd ik gewezen op het bijzondere toeval dat 69 jaar na de ramp, 69 jaar na die verschrikkelijke nacht, nu de lessen van het verleden ons bescherming boden tegen het heden. Nu kwamen wij de nacht door met droge voeten. Regelmatig klinkt het: “Vroeger was alles beter”, maar dat blijkt niet altijd waar. Juist met de kennis van nu kunnen wij proberen te voorkomen wat ons toen gebeurde.
Toch nog even terug naar storm Corrie afgelopen maandag. Maandagavond zit ik in de kerk te praten met een andere Zeeuw. Het gesprek komt op de storm die voorbij is gewaaid. Ook daar komt het gesprek op de ramp en op de bescherming van nu. Maar daar zegt mijn gesprekspartner: “Wij denken wel dat onze kennis en onze deltawerken ons zullen beschermen, maar er staat er één boven”. Hoe waar is die uitspraak.
En ligt daar niet juist het grootste gevaar in? Bouwen wij niet te veel op mensenkennis en -bouwwerken om onze veiligheid te waarborgen? Wij kunnen proberen sturing te geven aan wind en water, stoppen kunnen wij ze niet. Al hebben wij nu de hele nacht geslapen, zijn wij dan ook nu niet reddeloos verloren gegaan?
Slechts op 1 plaats zijn wij veilig, dat is onder Gods vleugels. Dan kunnen wij nu zuchten als het water kolkt en de wind loeit en als het gedruis der waat’ren groeit, maar dan weten wij ook:
Maar, HEER, Gij zijt veel sterker dan ’t geweld
Der waat'ren, dien Uw almacht palen stelt
De grote zee zwijgt op Uw wenk en wil,
Hoe fel zij bruis', hoe fel zij woede, stil.
Dan maakt het niet meer uit of het water de dijk doorbreekt. Dan zijn wij waarlijk veilig.
Johannes R
Reactie plaatsen
Reacties