Paasmorgen.
Het is nog voor het ochtendgloren als ik ontwaak. Alles is nog gehuld in duisternis. Onwillekeurig denk ik terug aan drie dagen geleden. Ook toen was het donker. Drie uren duisternis, het sterven van Hem, Petrus die kermend weggevlucht is terwijl hij uitsnikte: "Erbarme dich", de begrafenis en de steen die het laatste licht uit het graf wegnam toen hij ervoor gerold werd.
Hopeloos verloren... alles.
Hij zou ons allen bevrijden, maar het lijkt nooit meer te gebeuren.
De dood heeft overwonnen. De hartslag van afgelopen vrijdag is verstild.
Wij hebben bij zijn graf gestaan en konden er toen even overheen blikken, "rust zacht", klonk het.
Maar dat is alweer drie dagen en nachten geleden.
Met die drie dagen is ook de laatste hoop vervlogen.
Ik ben dan wel vroeg ontwaakt… maar waarom zou ik opstaan?
Wat heeft het nog voor zin?
Uiteindelijk sterven we allemaal en raken voor eeuwig verloren.
Wat blijft er dan nog over om voor te leven?
Steeds verder wegglijdend in sombere gedachten hoor ik een helder koor van stemmen de dag aankondigen. Ontelbaar veel vogels zijn deze Paasmorgen begonnen te zingen ter ere van hun Schepper.
Hun Schepper? Hij is toch overleden?
De slaap uit de ogen wrijvend loop ik naar het raam. In het oosten is het eerste ochtendgloren zichtbaar geworden. En dan...
Door de vogelzang heen klinkt een heldere toon, blij en opgewekt.
Een juichstem klinkt door de straten van Jeruzalem; ja, over het ganse wereldrond.
De woorden zijn helder en duidelijk:
De Zoon van God is opgestaan!
Opgestaan?
Moedeloos schud ik het hoofd. Nee, dat kan niet.
De dood neemt… hij geeft nooit terug.
Maar nu ik toch wakker ben, kan ik mij net zo goed aankleden en naar buiten gaan.
Misschien zal het zonlicht mij goed doen.
Met gebogen hoofd trek ik de deur achter mij in het slot en loop, mezelf voortslepend, de straat in.
Om mij heen lijkt de wereld gewoon door te gaan in de dagelijkse sleur.
Kinderen zijn op weg naar school, ouders naar het werk.
De één is vrolijk, een ander haastig, de derde somber, enzovoort.
En ik? Ze moesten eens weten.
Steeds meer glijd ik weg in de diepten van de duisternis.
Maar net voordat al het licht verdwijnt, klinken vrouwenstemmen door de straat:
"Het graf is leeg en open!"
Ze jubelen blij:
"Zelfs het graf heeft de Zoon van David niet omkneld!
Hij heeft de ketenen van de dood gebroken,
Hij heeft overwonnen,
Hij is de sterkste Held die wij kennen!"
Het is voor het eerst dat de twijfel bij mij toeslaat.
Zou er dan toch nog hoop zijn?
Snel loop ik op de vrouwen af en vraag hoe het kan dat Hij is opgestaan.
Het antwoord is glashelder:
"Hij steeg uit het graf door Zijn Vaders kracht!"
Waarna ze mij verbaasd aankijken:
"Je hebt het toch ook al zoveel jaren gehoord?
Geloof je het dan nog niet?
Hij is toch God, die bekleed is met macht!"
Waarna ze vervolgen:
"De dood hoeft je geen angst meer aan te jagen; alles is voldaan.
Vraag Hem toch om geloof,
zie op Hem en sla het oog naar boven.
Dan hoef je niets meer te vrezen,
dan kun je, net als Hij, rustig in vrede gaan slapen.
Ja, dan zul je met Hem, na de dood, niet in de hel,
maar in de hemel zijn.
Dan zul je altijd mogen juichen voor Zijn troon!"
Zou dat ook voor mij mogen gelden?
Ik, die in het midden van ellende dreig weg te zinken?
Rond ons is het druk geworden.
Mijn stadgenoten willen wel eens weten wat deze uitbarsting van vreugde te betekenen heeft.
Steeds meer horen de woorden van de vrouwen en hun uitroep:
"De HEER’ is waarlijk opgestaan!"
Langzaam loop ik door de massa heen naar een stille, donkere steeg; weg van de drukte.
Ik voel dat mijn tred lichter is.
Nee, de somberheid is niet volledig verdwenen,
maar de hoop is terug.
Hij heeft de dood overwonnen. Het graf is leeg.
Hij is gestorven en opgestaan.
Zou ik ook mogen ontwaken uit mijn zondenslaap?
Eenmaal in de stilte zak ik op de knieën neer en hef mijn ogen op naar de bergen.
Het gebed van Petrus, afgelopen vrijdag, vormt ook nu mijn gebed.
Met tranen in de ogen smeek ik:
"Erbarme dich!"
Want alleen als Hij mij gedachtig is,
kan ik ten volle instemmen met het lied dat weerklinkt:
Want nu de Heer is opgestaan,
nu vangt het nieuwe leven aan,
een leven door Zijn dood bereid,
een leven in Zijn heerlijkheid.
…
Op de puntjes zou ik normaal gesproken mijn schrijverspseudoniem noteren als afsluiting.
Maar bij dit artikel hoort een klein addendum.
Waar bovenstaand artikel is gebaseerd op "Daar juicht een toon" en fictief is, zijn er non-fictieve elementen gebruikt om het verhaal te vormen.
Daarom staat er boven dit artikel een vraag:
"Hoort u de toon juichen?"
Spanningen, zorgen, rouw en pijn kunnen de oren sluiten, de geest vertroebelen en het hart verharden.
Maar toch… de toon is er wel!
Je hoeft er alleen maar acht op te slaan.
Dus eigenlijk moet de vraag zijn:
"Kunt en wilt u de toon horen juichen?"
Dat wens en bid ik ons allen van harte toe.
Johannes R
Reactie plaatsen
Reacties