Reflecties bij de Matthäus Passion

Gepubliceerd op 18 april 2025 om 17:00

"Als we maar op tijd komen," verzucht ik tegen mijn reisgenoot, wanneer we voor een dichte tunnel staan en de aankomsttijd langzaam oploopt naar het moment waarop de kerkdeuren zich zullen sluiten en de eerste klanken van het bekende werk van Bach door de kerk zullen stromen. In mijn zak branden de tickets, in mijn hart de verwachting.

 

Als regelmatige luisteraar van Bachs cantates krijg ik nu de kans om een van zijn werken live te beluisteren. Ik ben dankbaar dat ik erheen mag gaan, want de (naderende) dood is deze week alom aanwezig in mijn omgeving. Zelf ben ik – voor zover bekend – nog gezond, en ik mag een concert bijwonen. Of moet ik zeggen: “Ik mag vandaag een begrafenisdienst bijwonen?” Zodra de aankomsttijd haalbaar blijkt, ademen mijn reisgenoot en ik opgelucht uit en zetten we koers naar de kerk.

 

Aangekomen bij de kerk voelen wij ons opvallend jong, zeker in vergelijking met het publiek dat samen met ons staat te wachten. De gemiddelde leeftijd ligt ruim boven de zestig. Jongvolwassen bezoekers zijn op één hand te tellen – en wij tellen onszelf mee. Al snel constateren we bovendien dat het merendeel tot een welgestelde, linkse achterban behoort. Zij die straks met ons de kerk betreden, zitten daar op zondagen doorgaans niet. Hoe zal hun ervaring zijn met wat ons te wachten staat?

 

Want wie het programmaboek openslaat, ziet letterlijk de woorden van het lijdensevangelie voor zich liggen. Mattheüs 26 en 27 worden integraal doorlopen, afgewisseld met koralen uit bekende geestelijke liederen en gedichten. Boeken zijn er volgeschreven over de manier waarop Bach in muziek, tekst en opbouw verwijst naar het kruis, het gebroken hart, en zelfs naar zichzelf (getal 14). Maar eerlijk gezegd… dat is voor mij vanmiddag niet het belangrijkste. Ik kom voor iets anders.

 

Wanneer ik de kerk binnenloop, hoop ik vooral emotie te horen. Een technisch perfecte uitvoering is prachtig, maar zonder diepgang wordt zo'n uitvoering al snel saai. Ik kan u verzekeren… ik heb mij geen moment verveeld.

 

Na een totaal misplaatste grappenserie van het organiserend comité betreden de dirigent en solisten het podium. Instrumenten worden opgeheven, de dirigent heft zijn hand, en zet in. Vanaf de allereerste inzet klinkt een hartslag door de kerk; Zijn hartslag. Het koor zet in met de woorden: „Kommt, ihr Töchter, helft mir klagen, sehet – Wen? – Den Bräutigam, sehet ihn – Wie? – als wie ein Lamm!” (Kom, klaagt mede, want zie de Bruidegom, zie het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt.)
Op de cadans van het kloppende hart van de Zoon van God klinken daar doorheen de woorden: “Lam Gods, dat zo onschuldig aan het schandelijk kruishout zal sterven.” Het eerste koraal sluit direct af met een gebed: “Ontferm u over ons!”

En dit waren nog maar de eerste minuten van een ruim vier uur durende uitvoering.

 

Direct stroomt de emotie door het koor. Direct is op de gezichten van de zangers en instrumentalisten te zien waarover de muziek gaat. Direct is emotie in de kerk te voelen. Direct wordt het lijdensevangelie aan het hart gelegd van de luisteraar. Ook aan dat van mij.

 

Na de zalving van de Heere Jezus (4) is het eerste moment dat een aria (lyrisch zangstuk) door de kerk weerklinkt. „Dass die Tropfen meiner Zähren angenehme Spezerei, treuer Jesu, dir gebären.” – Geef dat de druppels van mijn tranen als een lief’lijke specerij voor U mogen zijn.
Hoe vaak hebben mijn tranen gevloeid, maar niet uit berouw?

 

Nadat Judas Hem heeft verraden voor 30 zilverlingen (7) gaat het naar het avondmaal. Daar stellen alle discipelen dezelfde vraag: “Heere, ben ík het die U zal verraden?” Elf keer klinkt die vraag. En dan volgt er een koraal. Een lied – niet opgetekend in het evangelie van Mattheüs.
 Maar Bach begreep het. Als ík daar aan tafel had gelegen, in de gelegenheid om de Heere die vraag te stellen... zou ik het dan werkelijk hoeven vragen? Of wist ik het antwoord eigenlijk al?
“Ich bin’s, ich sollte büßen.” – Ik ben het, ik moet boeten want ik heb gezondigd, ik heb u verloochend, ik heb u verwond.

 

Wanneer (11) het avondmaal wordt bediend, dwalen mijn gedachten af naar de solisten die op dat moment de bekende woorden zingen: “Het brood dat wij breken…” “De drinkbeker der dankzegging die wij dankzeggende zegenen…”

Hoe zou het voor de zangers zijn om deze woorden te zingen? Hoe kunnen zij deze woorden nog zingen? Wat doet het met hun hart?
Een blik op hun gezichten zegt mij genoeg. Van de tien solisten zijn er negen bij wie ik de diepte zie, ieder op hun eigen manier. Maar één… zingt enkel omdat hij weet wat hij kan.

Er bekruipt me een gevoel van medelijden. Maar ook van angst.
Want stel… stel dat ík daar zou staan.
Moet ik dan niet oppassen om die tiende solist te worden?

 

Na het avondmaal gaat het naar de Olijfberg (14) waar Hij door het stof kruipt als een worm, geen man. Door het lijden heen worden wederom de woorden aan het hart van de luisteraar gelegd (19): “Wat is de oorzaak van al de kwellingen?”
“Ach, mijn zonden hebben U geslagen, ik ben de schuldige voor Uw lijden.”

 

Kermend klinken de woorden (21): “Mijn Vader, indien deze drinkbeker van Mij niet voorbij kan gaan, tenzij Ik hem drink, Uw wil geschiede!

Want (25): :”Wat God doet, dat is welgedaan, Zijn wil ik wijs en heilig. In nood is mij Zijn trouw nabij.”
Nadat Jezus bij Zijn slapende discipelen is teruggekomen, klinken de voetstappen van hem die Hem komt verraden. “Vriend, waarom ben je hier gekomen?” (26)” klinkt de liefdevolle vermaning door de kerk.
Na de judaskus verandert de muziek. Waar het tot nu toe stemmig en gedragen was, klinkt nu de woede door de kerk. Het is alsof ieder even de blik opslaat in de hel. Donder en bliksem, een vurige afgrond is hoorbaar. De moordenaar heeft zijn werk gedaan. Met zwaarden en stokken komen ze naderbij, waarna de discipelen huilend wegvluchten en Hij alleen tussen de soldaten de hof uitloopt.

 

Het eerste deel sluit met de voor ons bekende melodie van Psalm 68 maar met woorden die wederom recht naar het hart gaan (29): “Ach mens, beween toch uw zonden. Hij is voor ons geboren, Hij heeft voor ons geleden. Hij gaf doden het leven, Hij nam ziektes weg. Hij droeg de zware last van de zonden van Zijn volk terwijl Hij aan het kruis hing.”

Opvallend dat Bach al vooruitblikt. In de chronologie klopt dit niet. De kruisiging zal pas in het tweede deel plaatsvinden. Waarom zou Bach dat gedaan hebben? Zou Bach zijn eigen verdorvenheid gevoeld hebben en, over het komende lijden heen, al willen vooruitkijken naar de overwinning op dood en hel? Naar een eeuwig, zalig leven?

 

Daarover nadenkend wordt het stil in de kerk. Het, door mijn reisgenoot, gevreesde applaus blijft uit. Achter mij hoor ik de reden: “Het verhaal is nog niet klaar, hè?”

Verhaal? Is dit enkel een verhaal, of is het geschiedenis? Is dit slechts een dramatisch toneelstuk, of is het lijdensevangelie voor ons een bron van genade en grote rijkdom?

 

Nadat de klok luidde, opent het tweede deel met wederom een mededeling van het comité. In de pauze zijn er veel vragen gesteld over het ontbrekende applaus. Want volgens velen is het belangrijker de muzikale talenten te eren dan stil te staan bij de inhoud, zo meent men. Verbazend genoeg is het comité het daar niet mee eens en roept opnieuw op om niet te applaudisseren.

 

“Wo ist denn dein Freund hingegangen, o du Schönste unter den Weibern?”Waar is toch uw vriend heengegaan, o schoonste onder de vrouwen? De vraag klinkt door de kerk (30).

Waar is Jezus? Ik interpreteer deze vraag als een oproep om elkaar te zoeken, want wie zoekt, zal vinden, toch?

 

(31) Hij wordt gevonden voor de hoge raad. Het sanhedrin in samengekomen om hem te veroordelen. Nog niet zo makkelijk als er geen schuld is in Hem. Petrus volgt op afstand en slaat het alles gade. Doordringend klinkt de stilte terwijl Hem allerlei lasteringen voorgelegd worden (33). Jezus zweeg (34).
Tot de vraag gesteld wordt door de hogepriester (36): “Bent u de Zoon van God?” Dan klinkt de stem van Hem: “Du sagest’s” – U heeft het gezegd.
Bijna spottend horen wij de hogepriester zijn kleren scheuren, en bijna triomfantelijk klinkt de uitroep: “Hij heeft God gelasterd. Verdere beschuldigingen zijn niet meer nodig. En wat zegt u nu? Wat moet er gebeuren?”

Beslist klinkt het: “Es ist der Todes schuldig!” – Hij is schuldig aan de dood!

 

(38) Van een afstand heeft Petrus alles gadegeslagen. Hij valt op, en al snel wordt hem gevraagd: “Hoor jij niet bij Hem?” Petrus ontkent driemaal en verlogent Hem, en dan kraait de haan. “Und ging heraus und weinete bitterlich.”En hij ging naar buiten en huilde bitterlijk.

 

De aria die daarop volgt (39) moet er diep door. Het hart dat van Hem houdt heeft Hem verloochend. “Erbarme dich, mein Gott, um meiner Zähren willen.”Erbarme U over mij, mijn God, om mijn tranen. Want ik heb U grote bitterheid aangedaan. Ik heb U verloochend.

Voor Petrus is het op dit moment al verloren. Hij is schuldig aan onschuldig vergoten bloed. Petrus kan niet meer met zichzelf leven. Het gaat diep door.

Mijn onbekende buurman, die geen christelijke achtergrond lijkt te kennen, zucht diep. Ook bij hem is een traan zichtbaar. Ik denk aan de koren waar ik voor mag staan. Regelmatig vloeien ook daar de tranen, en gelukkig kan dat. Alleen… die tranen zijn niet voldoende, want Petrus zegt het zelf: “Mijn hart en ogen huilen.” De tranen die van de ogen moeten druppen, moeten weerslag vinden in het hart. Alleen dan geldt wat veel later te horen zal zijn (52): “Können Tränen meiner Wangen nichts erlangen, o so nehmt mein Herz hinein.”Als mijn tranen niets kunnen bereiken, neem dan ook mijn hart erbij. U, o Heer, verdient mijn ganse leven.

Tranen moeten vloeien, maar laat mij met die tranen tot U vluchten, dat ik U smeke om een nieuw en rein hart, een hart dat U wil volgen.

 

Judas krijgt spijt van zijn daad, maar vindt geen gehoor bij het Sanhedrin. “Da siehe du zu!”Niet ons probleem, los het zelf maar op! (41), de bloedakker wordt aangekocht (43) en het gaat naar Pilatus toe.

 

Vervolgens klinkt het bekende koraal (44) “Befiel du deine Wege”Beveel gerust uw wegen, al wat u ’t harte deert, der trouwe hoede en zegen van Hem, die ’t al regeert.

Verbaasd kijk ik naar de vertaling die ons is overhandigd. “Vertrouw uw wegen toe aan de allertrouwste zorg”, zo staat daar te lezen. Een onbehaaglijk gevoel bekruipt mij. Zelfs in deze vertaling is de secularisatie zichtbaar. Verwijzingen naar Hem worden met kleine letters vermeld.

En, moeten wij onze wegen nu werkelijk aan de allertrouwste zorg toevertrouwen, of aan Hem Die het al regeert? Hem, Die wolken, lucht en winden wijst spoor en loop en baan. Hij zal dan wegen vinden waarlangs onze voet kan gaan.

Arme luisteraar die geen Duits kan. De Nederlandse vertaling is verarmd en onjuist. Het is voor de laatste keer deze middag dat ik ernaar gekeken heb.

 

“Lass ihn kreuzigen!” – Laat Hem kruisigen. Zo klinkt de roep van het koor (45): "Laat Barabbas vrij." Uiteindelijk geeft Pilatus toe (50). Na het bespotten van Jezus (53) klinkt het ontroerendste koraal wat ik ooit gehoord. Zo zacht, maar zo verstaanbaar. Zo vol van emotie en verdriet: “O Haupt voll Blut und Wunden.”O hoofd vol bloed en wonden, bedekt met smaad en hoon.

 

En daarna gaat het, terwijl de hartslag in de muziek hoorbaar blijft, op naar Golgotha (58). Daar wordt de laatste strijd gestreden. Daar (61) roept Jezus nog één keer met grote stem en gaf de geest. Daar sterft ook de hartslag in de muziek weg. Vervolgens wordt een preek gepreekt, een grafrede op de Goede Vrijdag. Daar klonk het (62):
“Wanneer ik eens moet heengaan, ga Gij niet van mij heen, laat mij dan niet alleen gaan, niet in de dood alleen. Wees in mijn laatste lijden, mijn doodsangst, mij nabij. O God, sta mij terzijde, die lijdt en sterft voor mij.”

Hoe zal het zijn als wij de boodschap krijgen: “U gaat sterven.” Hoe zal het zijn als ik de klok voor het laatst heb horen slaan en mijn laatste levensuur is aangebroken? Staat Hij dan aan mijn zijde in de laatste doodsstrijd of is het te laat en hoor ik Zijn stem: “Ga weg van mij!” Ik die hier in de kerk Zijn lijden heb gehoord. Ik die hier bij Zijn sterven aanwezig ben. Ik die als zondaar verantwoordelijk ben voor Zijn dood. Zou ik dan niet met Petrus moeten kermen: “Erbarme dich!”

 

Als het avond geworden is (66) wordt Zijn lichaam van het kruis genomen, gewonden in doeken, en nedergelegd in het graf. Je zou zeggen... het is al verloren. De hoop is vervlogen. Toch is dat niet juist, want Bach sluit af met een wiegend lied waarin wij met zijn allen rond het graf worden gesteld (68). “Wir setzen uns mit Tränen nieder und rufen dir im Grabe zu: ruhe sanfte, sanfte ruh.”Wij zetten ons met tranen neder en roepen u in het graf toe: rust zacht.

Alleen als het hart bekeerd is, als Zijn bloed ons tot heil mag zijn, dan kunnen wij op de grafzerk plaatsen: ‘Hier rust…’ Want dan kloppen de laatste woorden van de Mattheüs Passion: “Heel tevreden vallen de ogen in slaap.” Dan gaat, wanneer de ziel het lichaam verlaat, een rust in die eeuwig zal zijn. Dan rust het lichaam tot de jongste dag en kunnen wij, met lichaam en ziel, ingaan in Zijn heerlijkheid. Een heerlijkheid die verworven is door Zijn lijden en Zijn sterven.

 

De rust keert ook in de kerk terug. Ieder staat op van zijn zitplaats en buigt het hoofd. Geen applaus weerklinkt. Men verlaat de kerk weer.

 

Maar hoe…

Denkend aan een mooi verhaal?

Gefrustreerd over de ‘gemiste’ kans tot applaus?

Of anders? Gaan wij huiswaarts met het besef dat wij moeten sterven. Dat voor ons allen het graf wacht, kort of langere tijd in de toekomst. En ach… regelmatig heb ik verwezen naar het aanwezige publiek, maar moet ik eigenlijk niet afsluiten met:

 

Hoe ga ik huiswaarts?
Besef ik dat ik moet sterven?
Begrijp ik ten volle dat het mijn zonden zijn die Hem wonden?
Maar mag ik dan ook weten dat, wanneer ik mijn laatste adem uit zal blazen, Hij voor mij gestorven is?

Moet ik dan niet huiswaarts keren met het gedurende gebed: “Erbarme dich”
en kan ik daarachter stamelen: “Mein Gott”?

 

Johannes R

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.