Met welk gevoel stapt u een kerk binnen?
Voelt het anders dan het moment dat u uw eigen woning betreedt of de supermarkt binnenloopt?
Laat ik even duidelijk zijn; ik bedoel met de kerk uit de eerste alinea niet de moderne gebouwen met hypermoderne architectuur waarin je eigenlijk geen kerk meer herkent. Het is dat er nog een klok in de buurt is die op zondag zijn roep “Komt allen!” laat horen, maar verder… Het zou ook een vergadercentrum of evenementenhal kunnen zijn.
Nee, ik heb het in de opening over een (in mijn ogen) echte kerk. Een gebouw met stenen muren en een kerkpad met verweerde stenen wat naar de ingang loopt. Zo’n gebouw dat wordt afgesloten door een stevige houten deur met metalen beslag. Zo’n gebouw waaraan je direct ziet: dit is een kerk!
Als je daar naar binnen stapt in het voorportaal en je ogen wennen aan het gefilterde licht wat al dan niet door de gebrandschilderde ramen naar binnen valt, welk gevoel maakt zich dan van u meester?
Afgelopen zaterdag mocht ik het geluk smaken om 5 van deze kerken te mogen bezoeken. Iedere kerk is anders, iedere kerk kent een eigen denominatie die er kerkt/gekerkt heeft, iedere kerk heeft zijn eigen orgel, iedere kerk heeft zijn eigen symboliek. Toch maakte elke kerk op mij een diepe indruk.
Want…
Ogen
Het is in mijn ogen de plek waar God wil wonen. Waar Zijn volk samenkomt op de zondag om zich daar onder de preek te mogen zetten. Dan zien mijn ogen de verschillende kerken, dan zie ik daar in gedachten de kleine kinderen in de armen liggen van hun ouders bij het doopvont waar ze gedoopt worden in de naam van de Vader, Zoon en Heilige Geest. Dan zie ik de jeugd tussen de banken door naar voren lopen zoekend naar een plaatsje in de bank. Dan zie ik het bruidspaar geknield liggen op de knielbank om een zegen over hun huwelijk af te smeken van Hem die hen samenbracht. Dan zie ik ook de dragers door de geopende deuren de kist naar buiten dragen van hem/haar die er niet meer is. Ik zie de predikant de preekstoel beklimmen om zijn toehoorders te bepalen bij de enige leer die tot de zaligheid kan leiden.
Neus
Mijn neus ruikt er de geur van het verleden. Van al die parfums van de dames die hier met hun gevolg ter kerke gingen. De geur van het leer van de Bijbels in de banken. Ik ruik de geur van het stijfsel dat de broeken van de ouderlingen en diakenen keurig in model hield. Ik ruik de geur van de rollen kerksnoep die tijdens de samenzang werden gedeeld; vooral mint met een vleugje drop of fruit. Ik ruik er de muffige geur van de grafzerken die zich onder de voeten bevingen. Ik ruik de geur van brood en wijn die er tijdens het Heilig Avondmaal rondgedeeld werden.
Maar bovenal ruik ik er de lieflijke geur van de genade Gods die in het bijzonder in de kerk te ruiken is. Een geur die zo welriekend is dat geen wierook ertegenop zou kunnen. Een geur die het beste parfum te boven gaat. Een geur zo rijk en weldadig, dat slechts een vleugje van die geur ruiken, ons genoeg kan zijn.
Oren
Mijn oren horen er het kundige spel der organisten die de liturgie omlijsten met hun aansluitend orgelspel. Mijn oren horen er de klanken van het orkest dat de tonen van een cantate van Bach speelt. Mijn oren horen er der vrome tent weergalmen van hulp en heil ons aangebracht. Daar zingt men om mij heen met dankb’re psalmen: “Gods rechterhand doet grote kracht."
Ik hoor de predikant vanaf de preekstoel de leer verkondigen van de ellende, de verlossing en de dankbaarheid. Ik hoor de gebeden die er geklonken hebben; smeekgebeden in tijden van rampspoed, dankgebeden in tijden van overvloedige zegen. Ik hoor ook de stilte die juist in deze kerkgebouwen zo intens kan zijn. Maar wat ik dan ook kan horen is dat ook deze stilte juist Hem toe kan zingen, want klinkt niet juist in deze Sions zalen de stilte als een lofzang tot Zijn eer?
Voelen
Dan maakt zich, terwijl ik hier in de kerk der historie sta, ook een gevoel van angst en beven zich van mij meester. Dan zijn de tegels waarover ik de kerk in loop versleten door de vele voeten van de generaties voor mij die deze kerk betreden hebben. Dan zie ik met angst en beven achterom en zie ik steeds minder nageslacht mij volgen. Ja, dan zie ik zelfs de kerkdeuren zich achter mij sluiten en zie ik de lampen van de danceparty’s naar de nok van de kerk gehesen worden.
Maar er is ook een ander gevoel, een diepe indruk die zich van mij meester maakt. Een gevoel dat mij klein laat voelen. Een gevoel dat ik niet in woorden kan omschrijven. Dan mag het een wonder heten dat ik hier mag en kan staan. Dat wij de kerken mogen hebben. Dat in elk dorp en elke stad de torenspitsen omhoog wijzen naar de Hemel. Dat de kerkdeuren voor ons nog geopend worden.
Wat is het een wonder dat wij, op zondag en door de week, de aloude paden mogen betreden en in het spoor van onze voorouders ons neder mogen zetten in de bank. Maar bovenal, dat wij daar mogen smeken om in het spoor van Zijn geboden te treên, zodat daar onze wankelende (kerk)gangen geschraagd kunnen worden door Hem, die de Meester is van Zijn kerk!
Johannes R
Reactie plaatsen
Reacties