Zachtjes klinken de tonen van lieflijk snarenspel door de lucht. De klanken vermengen zich met het zachte blaten van de schapen in de buurt. In het midden van de kudde zit een jonge jongen. Zacht tokkelen zijn vingers op de snaren van zijn harp. Zacht zingt hij mee met zijn spel: “Ik ben een jongeling, teder en gering. Men heeft mij in het veld als herder aangesteld. Hier houd ik de wacht over het wollig vee.”
Al snel vervolgt hij: “Met eigen handen maakte ik mijn harp, en ik zing er psalmen bij. Wat ben ik blij en dankbaar dat God naar mijn stem en spel wil luisteren! Ik weet dat mijn lied Hem behaagd heeft.”
Wie de jongen daar zo ziet zitten zonder hem te kennen zou nieuwsgierig worden. En, zouden wij ook niet verbaasd zijn? Het enige publiek wat hem hoort, zijn schapen. Wat hebben zij nu aan zijn boodschap?
Nee, er is nog een stille Toehoorder. Zijn stem en spel klimmen op tot in de hoogste hemelen. Daar wordt zijn lied ook gehoord.
Wat een wonder als we dat gaan beseffen: dat wij als mensen een stem hebben gekregen om te zingen, dat wij als mensen talenten hebben ontvangen om instrumenten te bespelen en Hem daarmee eer te bewijzen.
In gedachten zie ik de jonge David zitten tussen de schapen. Een jonge knaap met een harp. Niet meer dan dat. Maar wie naar hem kijkt, ziet de vreugde in zijn ogen, zijn mond vormt een glimlach, en in zijn ogen staan tranen. Tranen van diep geluk dat hij zijn God mag loven.
Wij kennen de geschiedenis. David zou andere tijden gaan kennen. Hij en het volk onder hem gesteld zouden zwaar gaan lijden. Op dit moment zingt David ook, staan er wederom tranen in zijn ogen. Het klinkt kermend in Psalm 13: “Laat over mij Uw aanschijn lichten; zie op uw dienstknecht neer en verlos mij toch, o HEER.”
David, hij zong in tijden van vreugde en verdriet. Valt het u ook op? Welke emotie hij ook ervaart; zijn zang klimt op tot God. Hij richt zijn gemoed omhoog.
De adventstijd is aangebroken. Het is een tijd van blij verwachten. In de eerste plaats zien wij uit naar Kerst en het herdenken aan de geboorte van Gods zoon. Maar de adventstijd is meer dan alleen dat. Het is ook vooruitzien naar Gods Geest in ons hart. Naar Zijn onmisbare zegen, ja, het zelfs uit uitzien naar de dag van wederkomst wanneer Hij op de wolken terug zal komen om de aarde te richten in gerechtigheid.
Afgelopen maandag ben ik mijn inleiding op het kinderkoor begonnen met de vraag: “Zingt David kerstliederen?” “Nee, meester”, was de reactie. “Dat kan niet, want de Heere Jezus was nog niet geboren.” In beginsel een juiste conclusie. Toch… David kende zeker een adventstijd. Hij wist dat God zou komen. Als mens naar de aarde (immers zingen wij ook niet heden ten dage: “Er zal een rijsje voortkomen uit Isaï’s (Davids vader) oude stam?”), maar ook als Rechter van de wereld. Lees Psalm 9:19 berijmd maar eens.
De titel van dit artikel is afkomstig uit een Engelse kersthymne. Maar juist deze regel sprak mij aan. Zouden wij niet met David de zang moeten aanheffen in deze adventsperiode? Met “O kom, o kom, Immanuël” en met de bede uit Psalm 80: “Verschijn weer blinkend met Uw licht”?
Johannes R
Reactie plaatsen
Reacties